Vreemd genoeg (in mijn ogen) gaat het bij werkwoordspelling in de bijlessen vaak mis met de tegenwoordige tijd. De verleden tijd of het voltooid deelwoord construeren is meestal geen probleem, maar in die tegenwoordige tijd worden de meeste fouten gemaakt.
Op de vraag hoe je de tegenwoordige tijd maakt, geeft 90% van de leerlingen als antwoord: stam+t. ‘Wat is een stam?’ ‘De ik-vorm!’ ‘Ja, dat is goed!’
En dan het volgende: ‘De juf steld een vraag’ en ‘Er gebeurd vandaag helemaal niets’ …. weer 90% van de leerlingen geeft aan dat beide zinnen goed gespeld zijn. Na mijn ‘tirade’ dat er in de werkwoorden ‘stellen’ en ‘gebeuren’ helemaal geen ‘d’ zit en er dus in de tegenwoordige tijd geen ‘d’ kan staan, geeft dezelfde 90% van de leerlingen aan dat ze het eindelijk hebben begrepen.
Het ‘stam+t’ is er zo hard ingestampt op school dat de kids de inhoud ervan niet meer begrijpen. Op voorwaarde dat het onderwerp niet ‘ik’ is of als ‘jij’ niet achter de persoonsvorm staat, schrijf je de tegenwoordige tijd NOOIT met een d!! Gebruik het werkwoord ‘lopen’ in plaats van het werkwoord dat in de zin staat: hoor je een ‘t’, dan moet die werkwoordsvorm ook met een ‘t’ worden geschreven.
Neem uw kind even apart en leg het nog een keer duidelijk uit. De tegenwoordige tijd komt elk jaar veelvuldig voor in het onderdeel werkwoordspelling van de Cito-toets; even de focus op dit kleine onderdeel scheelt zo maar 3 fouten (oftewel een Cito-punt) …